Page 28 - !ROA2017-02
P. 28

Richtlijn Ontwerp Autosnelwegen 2017 | 27 november 2017









                      ad 1). Bij een hoogliggende autosnelweg hebben de afritten een dalend verloop, waardoor extra
                      aandacht besteed dient te worden aan het waarborgen van het benodigde zicht op het verloop
                      van de afrit. Een dalende afrit biedt wel voordelen voor het zicht op het gelijkvloerse kruispunt
                      met het onderliggende wegennet.
                      Bij een laagliggende autosnelweg is de benodigde zichtlengte op een afrit doorgaans geen
                      probleem. Er kan dan alleen een zichtprobleem optreden bij een halfklaverbladoplossing,
                      wanneer het kunstwerk van de hoog kruisende weg van lagere orde het zicht op de afrit
                      ontneemt. Daarnaast moet eventueel wachtend verkeer voor het kruispunt stilstaan op een
                      helling.

                      ad 2). Bij een hoogliggende autosnelweg is er voor de toe- en afritten meer acceleratie-
                      respectievelijk deceleratielengte benodigd. Dit kan een reden zijn om de autosnelweg
                      laagliggend te ontwerpen.

                      ad 3). Bij combinatie van een horizontale en verticale boog kan misleiding in het wegbeeld
                      ontstaan. Een (krappe) horizontale boog kan in combinatie met een verticale holle boog ruimer
                      lijken, en vice versa. Hiermee dient in het wegontwerp rekening gehouden te worden, zie ook
                      paragraaf 5.6.2.


           4.3.3      Afwikkeling op de aansluiting
                      Op basis van een verkeersprognose dient inzicht verkregen te worden in de te verwachten
                      verkeersbewegingen op de aansluiting. De aansluitingsvorm dient zodanig ontworpen te worden,
                      dat deze verkeersbewegingen niet leiden tot afwikkelingsproblemen. Met name terugslag vanaf
                      het onderliggende wegennet naar de autosnelweg dient voorkomen te worden.

                      De verkeersbewegingen beïnvloeden vier aspecten van het ontwerp:
                      1   de structuur van de aansluiting (ligging toe- en afritten);
                      2   de vormgeving van de gelijkvloerse kruispunten met het onderliggende wegennet;
                      3   het ontwerp van de toe- en afritten;
                      4   de lengte van de afrit.

                      ad 1). De aansluitingsconfiguratie dient afgestemd te worden op de verwachte
                      verkeersbewegingen. Voor verkeersbewegingen waarvoor meer dan één rijstrook nodig is,
                      dienen geen lusvormige verbindingswegen toegepast te worden, omdat er onveiligheid ontstaat
                      vanwege (onverwachte) snelheidsverschillen doordat bestuurders een verschillende
                      risicoacceptatie hebben. Daarnaast wordt de afwikkeling bevorderd door de toe- en afritten
                      zodanig te structureren, dat de grootste verkeersstromen afgewikkeld worden middels rechtsaf
                      slaande bewegingen op de gelijkvloerse kruispunten met het onderliggende wegennet. Dit geldt
                      met name bij hoge vrachtverkeerintensiteiten. Rechtsafbewegingen hebben de minste conflicten
                      met de overige verkeersbewegingen op een kruispunt en belasten zodoende de capaciteit van
                      het kruispunt minimaal. Linksaf slaande bewegingen hebben daarentegen een grote invloed op
                      de belasting van het kruispunt.

                      Het kan voorkomen dat een aansluiting op het onderliggend wegennet wordt gecombineerd met
                      een afrit voor een verzorgingsplaats. Dit is alleen acceptabel als het gaat om eenstrooks afritten.
                      Voor de vormgeving van de opeenvolgende convergentie- en divergentiepunten is geen voorkeur
                      aan te geven.

                      ad 2). Er zijn veel varianten voor de vormgeving van gelijkvloerse kruispunten op het
                      onderliggende wegennet bij een aansluiting op een autosnelweg. De keuze voor een variant is
                      sterk gerelateerd aan de (grootte van de) verkeersbewegingen. De drie voorkeursoplossingen
                      die worden toegepast zijn: (turbo)rotondes, kluifrotondes, of VRI-geregelde kruispunten.
                      Hiervoor geldt dat een rotondevariant wordt gezien als de meest verkeersveilige oplossing. Een


                        Pagina 28 van 168
   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33