Page 116 - !ROA2017-02
P. 116
Richtlijn Ontwerp Autosnelwegen 2017 | 27 november 2017
6 Discontinuïteit
Een discontinuïteit in het wegontwerp is een overgang tussen twee verschillende wegvakken. Dit
kan voorkomen waar rijbanen samenkomen of uit elkaar gaan en bij vermeerdering of
vermindering van het aantal rijstroken. In beide gevallen wordt gesproken over convergentie of
divergentie.
Bij het convergeren en divergeren van verkeersstromen ontstaan conflicten tussen deze
verkeersstromen. Discontinuïteiten worden daarom zodanig vormgegeven dat de gevolgen voor
de doorstroming en de verkeersveiligheid beperkt blijven.
De volgende discontinuïteiten zijn te onderscheiden:
- invoeging (convergentie);
- uitvoeging (divergentie);
- weefvak (convergentie en divergentie);
- samenvoeging (convergentie);
- splitsing (divergentie);
- strookbeëindiging (convergentie);
- extra rijstrook (divergentie).
De dimensionering van discontinuïteiten is gebaseerd op algemene eigenschappen van
voertuigen en verkeersstromen. Aan de hand van deze eigenschappen zijn de volgende
ontwerpparameters te onderscheiden:
- acceleratielengte;
- deceleratielengte;
- puntstuk;
- gaping;
- turbulentieafstand;
- bewegwijzeringsafstand.
Het uitgangspunt is dat wanneer discontinuïteiten worden ontworpen volgens de in dit hoofdstuk
beschreven richtlijnen, er een verkeersveilig ontwerp verkregen wordt.
In de volgende paragrafen is eerst een algemene verklarende beschrijving gegeven van de
bovenstaande ontwerpparameters. Vervolgens zijn de richtlijnen voor dimensionering van de
verschillende discontinuïteiten beschreven en toegelicht. De keuze voor de oplossingsvorm op
basis van intensiteit en capaciteit staat beschreven in paragraaf 4.5.
6.1 Algemene ontwerpparameters discontinuïteiten
6.1.1 Acceleratielengte
De acceleratielengte is de afstand die nodig is om de snelheid van een voertuig op comfortabele
wijze te verhogen tot een gewenst niveau. Accelereren vindt plaats op de toeleidende rijbaan en
de invoegstrook, voorafgaand aan het oprijden van de doorgaande rijbaan. De toeleidende
rijbaan en de invoegstrook moeten daarom zodanig worden ontworpen, dat accelereren op de
doorgaande rijbaan niet nodig is.
Pagina 116 van 168