Page 41 - !ROA2017-02
P. 41
Richtlijn Ontwerp Autosnelwegen 2017 | 27 november 2017
1. er is sprake van gelijkwaardigheid van de splitsende rijbanen, wat als volgt tot uiting kan
komen:
de splitsende rijbanen hebben dezelfde ontwerpsnelheid;
er is sprake van splitsing naar een hoofdbaan-hoofdbaan, parallelbaan-parallelbaan, of
verbindingsweg-verbindingsweg;
2. minimaal één van de volgende voorwaarden:
voor de rechtse gesplitste rijbaan zijn uit het oogpunt van capaciteit twee of meer
rijstroken nodig, en/of;
voor de linkse gesplitste rijbaan zijn stroomafwaarts van het divergentiepunt uit het
oogpunt van capaciteit minder rijstroken nodig dan het totaal aantal rijstroken
stroomopwaarts van het divergentiepunt, en/of;
er is sprake van een beëindiging van een hoofdbaan (T-knooppunt).
ad 1. Naast bovengenoemde splitsingen van gelijkwaardige rijbanen met gelijke
ontwerpsnelheden, is het ook toegestaan een rijbaan te splitsen bij het naderen van een
parallelbaan (die al dan niet een 1 stap lagere ontwerpsnelheid heeft) of een rangeerbaan,
indien er sprake is van een groot aandeel afbuigend verkeer. Om het aantal rijstrookwisselingen
voor doorgaand (vracht)verkeer en daarmee de turbulentie bij dergelijke splitsingen te
beperken, wordt niet meer dan de rechtse rijstrook afgesplitst. Dit afsplitsende rijbaangedeelte
kan ter hoogte van de blokmarkering wel verbreed worden naar 2 rijstroken om voldoende
capaciteit te bieden.
ad 2. Omdat ter plaatse van een afrit geen sprake is van gelijkwaardigheid, is een splitsing in
dergelijke situaties niet toegestaan. Bovendien creëert een splitsing de verwachting dat de
ontwerpsnelheid na divergentie gehandhaafd blijft, hetgeen in het geval van een afrit misleidend
is.
Ten opzichte van een uitvoeging heeft de splitsing als nadeel dat er meer turbulentie (en
daarmee capaciteitsverlies) optreedt als gevolg van vroegtijdige rijstrookwisselingen door met
name vrachtverkeer.
Indien uit het oogpunt van capaciteit de som van het aantal rijstroken na de splitsing groter
dient te zijn dan ervoor, dan dient voor de inrichting de volgende volgorde aangehouden te
worden:
1. toevoeging van een rijstrook aan de rechterzijde van de rijbaan;
2. toevoeging van een rijstrook aan de linkerzijde van de rijbaan;
3. toevoeging van een rijstrook door middel van een taper vormige verbreding.
In afbeelding 4.22 zijn de bovengenoemde oplossingen schematisch weergegeven in
respectievelijke volgorde.
Pagina 41 van 168